Chat with us, powered by LiveChat

Lódz diende in de 19e eeuw als een machtig productiecentrum van de textielindustrie. De stad heeft de ontwikkelingen te danken aan de multiculturele mix van Polen, Joden en Duitsers. Vóór de Tweede Wereldoorlog beweerde elke tiende persoon van de 672.000 inwoners van Lódz Duitse afkomst te hebben, en meer dan een derde van de bevolking was Joods. Lódz had de op één na grootste Joodse bevolking in Polen.

In eerste instantie bouwden de Joden hier kazernes en fabrieken. Later werden ook scholen, bioscopen en theaters geopend. Het culturele leven bloeide toen de Joodse bevolking groeide. Boeken en kranten werden in het Jiddisch (Joodse omgangstaal) gepubliceerd. Er waren particuliere scholen en bibliotheken; tal van politieke partijen en maatschappelijke organisaties werden opgericht. Uiteraard kleurden ook synagogen en gebedshuizen het beeld, want religie was een wezenlijk onderdeel van de traditie van die gemeenschap. In 1939 overschreden de Joodse inwoners in Lódz de 231.000.

De situatie van het getto

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtten enkele duizenden Joodse inwoners naar het oosten. Velen van hen bevonden zich later in de Sovjet-Unie. Degenen die in Lódz bleven, werden vanaf het begin van de nazi-bezetting blootgesteld aan vernedering, dwangarbeid en leed. De repressie tegen het volk begon meteen nadat de Duitse troepen de stad hadden bezet.

De situatie verslechterde per week. Er kwamen handelsverboden, een bevel om alle winkels en fabrieken te markeren met symbolen die de nationaliteit van hun eigenaren aangeven, een verbod om in stadsparken te lopen, een vereiste om van het voetpad te stappen voor Duitsers, een verbod op het gebruik van openbare vervoer, een bevel om armbanden te dragen en later de bekende Davidsterren te dragen. Alle synagogen in Lódz werden in brand gestoken. De vertegenwoordigers van verschillende Poolse groepen werden gearresteerd en katholieken kerken en scholen werden gesloten. De grootste repressie was echter gericht tegen de Joodse gemeenschap. De Duitse bezetters waren van plan om Lódz in het Derde Rijk op te nemen en wilden een “raciaal schone” stad creëren. Zoals het nazi-beleid het zag, was er geen plaats voor de Polen, en vooral niet voor de Joden.

In december 1939 werd al door de bezettingsautoriteiten benoemd om een apart district voor de Joden te creëren, maar het besluit werd pas genomen in februari 1940. Alle Joden uit de stad moesten naar het getto verhuizen. Polen en Duitsers die in dat deel van de stad woonden dat bestemd was voor de speciale Joodse wijk, werden verdreven. De Joden voelden zich opgelucht en hoopten dat de besloten wijk hen zou beschermen tegen antisemitische aanvallen en overvallen. Geen weldenkend mens kon zich de verschrikkingen voorstellen die voor hen opdeden.

Werken voor het Reich

Het getto werd uiteindelijk afgesloten en geïsoleerd van de rest van de stad op 30 april 1940. Lódz werd officieel beschouwd als Litzmannstadt, genoemd naar generaal Karl von Litzmann, een volgeling van Hitler en commandant van het Duitse leger. Het getto van Litzmannstadt werd opgericht in Baluty en de oude binnenstad. Het was het meest arme deel van de stad. Meer dan 180.000 mensen waren verplaatst naar een gebied van 4,13 vierkante kilometer. Vanaf het begin diende deze Joodse wijk als een enorm werkkamp. Het getto voorzag het Reich van noodzakelijke goederen, kleding en schoenen. Ook bestellingen van particulieren werden uitgevoerd. De Duitse bezetter had het getto nodig en daarom bleef het bestaan. Maar de werkomstandigheden waren ondraaglijk en wreed voor de joden.

Transporten naar de kampen

Tegen het einde van 1941 werden ongeveer 20.000 Joden uit Oostenrijk, Tsjechoslowakije, Luxemburg en Duitsland naar Lódz gebracht, samen met meer dan 5.000 zigeuners uit het Burgenland (Oostenrijks-Hongaarse grens). Er verbleven in totaal meer dan 210.000 mensen in het getto van Lódz, waarvan er 45.000 stierven van de kou, honger en vermagering. In 1942, nadat de “definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk” was gemaakt, werden de Joden van Litzmannstadt gedeporteerd naar het vernietigingskamp in Chelmno-nad-Nerem (Kulmhof, in het Duits). Er waren echter nog genoeg Joden in het getto om slavenarbeid voor het Reich voort te zetten waar zelfs jonge kinderen werkten…

De liquidatie van het getto van Lódz begon op 23 juni 1944. Op 14 juli deporteerden de nazi’s meer dan 7.000 mensen naar Chelmno-nad-Nerem. In augustus werden er 70.000 Joden naar Auschwitz-Birkenau gestuurd. Gegevens suggereren dat ongeveer 145.000 mensen uit het getto van Lódz zijn omgekomen in de vernietigingskampen. Naar schatting hebben 5.000 tot 12.000 mensen de oorlog overleefd, maar exacte cijfers zijn niet bekend.

Herdenking aan het getto

Decennia lang werd er weinig aandacht besteed aan de herinnering van het getto in Lódz. In 1956 werd op de Joodse Begraafplaats uit het voormalig getto een klein monument opgericht om de slachtoffers van het getto en de vernietigingskampen te herdenken. In 1984 werd een gedenkplaats op een gebouw aan de Limanowskiego St. 1 onthuld. Tien jaar later was er een symposium en een tentoonstelling over de geschiedenis van het getto. Pas 60 jaar na de oorlog heeft Lódz de vernietiging van de Joodse gemeenschap herdacht met het respect wat het verdiende.

Hoewel er in Baluty nog veel belangrijke getto-locaties te vinden zijn, is de geschiedenis van de stad relatief onbekend voor een groot aantal inwoners en de bezoekers die hier komen. Veel mensen in Lodz weten nog steeds niet echt wat er in deze donkere jaren is gebeurd in deze besloten wijk.

Reacties

reacties